Original content provided by
In dit artikel gaan we in op de geboden vrijstellingen in de Corporate Sustainability Reporting Directive (“CSRD”) en de toepassing hiervan in concernverhoudingen.
De fictieve consolidatievrijstelling houdt in dat alle in de EU of de EER gevestigde dochterondernemingen van de moedermaatschappij - ongeacht of zij zelfstandig “CSRD-plichtig” zijn - worden meegenomen in een duurzaamheidsrapportage van één van deze dochterondernemingen. De rest van het concern, dat buiten de EU of EER is gevestigd, blijft buiten de rapportage. Bij de hiervoor genoemde dochtervrijstelling moeten deze niet-EU of EER-dochterondernemingen wél in de duurzaamheidsrapportage worden meegenomen.
De dochteronderneming die dit verslag opstelt, is een van de dochterondernemingen die in ten minste een van de voorafgaande vijf boekjaren de grootste omzet van de groep of de Unie (of de EER) heeft behaald op geconsolideerde basis. Deze dochteronderneming is dan de enige die het duurzaamheidsverslag opstelt én publiceert. De overige CSRD-plichtige dochterondernemingen zijn vrijgesteld.
De vrijstellingen gelden ook niet als één van de (CSRD-plichtige) EU-dochters beursgenoteerd is in de EU. In dat geval dienen deze EU-dochters zelfstandig te rapporteren (en kan er dus geen gebruik worden gemaakt van de vrijstellingen).
Neem contact op
De CSRD en concernverhoudingen
Binnen concerns kan het voorkomen dat meerdere (Europese) juridische entiteiten zelfstandig een duurzaamheidsverslag moeten opstellen. Om administratieve lasten te verminderen, biedt de CSRD in dit verband vrijstellingen. In concernverhoudingen zijn twee soorten vrijstellingen relevant:- de vrijstelling voor een dochteronderneming: en
- de zogenoemde “fictieve” of “kunstmatige” consolidatievrijstelling (“fictieve consolidatievrijstelling”).
Vrijstelling voor een dochteronderneming
Op grond van de CSRD wordt een dochteronderneming vrijgesteld van de verplichte duurzaamheidsrapportage, mits deze dochteronderneming is opgenomen in het geconsolideerde duurzaamheidsverslag van de moederonderneming (“dochtervrijstelling”). Dit geconsolideerde duurzaamheidsverslag van de moeder moet voldoen aan bepaalde eisen, gesteld in de CSRD, en omvat informatie over de gehele groep. Is de moederonderneming buiten de Europese Unie gevestigd, dan moet het geconsolideerde bestuursverslag opgesteld worden overeenkomstig aan de standaarden die door de Europese Commissie als gelijkwaardig aan de CSRD worden geacht. De vrijstelling voor een dochteronderneming lijkt op de systematiek die we ook kennen in het kader van de toepassing van de tussenhoudstervrijstelling (artikel 2:408 BW).Fictieve consolidatievrijstelling
Is een moederonderneming buiten de Europese Unie gevestigd, maar heeft zij één of meer Europese dochterondernemingen die “CSRD-plichtig” zijn, dan kan in plaats van de voornoemde dochtervrijstelling ook gebruik worden gemaakt van de fictieve consolidatievrijstelling. Het moet dan wel gaan om een niet-EU moederonderneming. Deze vrijstelling geldt tot 6 januari 2030.De fictieve consolidatievrijstelling houdt in dat alle in de EU of de EER gevestigde dochterondernemingen van de moedermaatschappij - ongeacht of zij zelfstandig “CSRD-plichtig” zijn - worden meegenomen in een duurzaamheidsrapportage van één van deze dochterondernemingen. De rest van het concern, dat buiten de EU of EER is gevestigd, blijft buiten de rapportage. Bij de hiervoor genoemde dochtervrijstelling moeten deze niet-EU of EER-dochterondernemingen wél in de duurzaamheidsrapportage worden meegenomen.
De dochteronderneming die dit verslag opstelt, is een van de dochterondernemingen die in ten minste een van de voorafgaande vijf boekjaren de grootste omzet van de groep of de Unie (of de EER) heeft behaald op geconsolideerde basis. Deze dochteronderneming is dan de enige die het duurzaamheidsverslag opstelt én publiceert. De overige CSRD-plichtige dochterondernemingen zijn vrijgesteld.
Uitzonderingen
Een specifieke dochteronderneming kan beide vrijstellingen niet toepassen als de situatie of het risicobeheer van deze dochteronderneming wezenlijk verschilt van de moederonderneming of de overige dochterondernemingen binnen de groep. Dit is een feitelijke beoordeling die van geval tot geval moet worden gedaan.De vrijstellingen gelden ook niet als één van de (CSRD-plichtige) EU-dochters beursgenoteerd is in de EU. In dat geval dienen deze EU-dochters zelfstandig te rapporteren (en kan er dus geen gebruik worden gemaakt van de vrijstellingen).
Start met het in kaart brengen van de concernstructuur
Om te weten of gebruik kan worden gemaakt van de hierboven genoemde vrijstellingen, is het van belang om de concernstructuur in kaart te brengen. Relevante vragen hierbij zijn onder meer:- Zijn er meerdere CSRD-plichtige ondernemingen of (sub)groepen binnen het concern?
- Is er een holding binnen de structuur aanwezig die artikel 2:408 BW (tussenhoudstervrijstelling) toepast?
- Is de (uiteindelijke) moedermaatschappij (“topholding”) buiten Europa gevestigd?
Vragen
Heb je vragen over het bovenstaande of wenst je onderneming ondersteuning bij het in kaart brengen van de concernstructuur en/of de toepassing van een eventuele vrijstelling? Neem dan gerust contact met ons op.Neem contact op